Gerbrand Adriaenszoon Bredero
Als Bredero (1585-1618) in 1618 op 33-jarige leeftijd plotseling overlijdt, heeft zijn literaire carrière niet langer dan zeven jaar geduurd. Zijn laatste toneelstuk is ook het meest bekende en canonieke: de Spaanschen Brabander (1617). In de inleiding ervan vertelt hij over zijn grootse plannen: ‘ik zal mij haasten om u binnenkort een nog kluchtiger en veel grappiger stuk te openbaren’. Enkele maanden later sterft hij.
Zijn populariteit blijkt goed uit het grote verdriet bij zijn stadgenoten, opgetekend in de talrijke gedichten bij zijn dood. Daarin treffen we niet de Bredero die hij in de volgende eeuwen zou worden, de weinig serieuze vrijbuiter die zijn dagen vulde met nietsdoen, drank en hevige verliefdheden. Dat beeld ontstond als vanzelf uit zijn komische oeuvre. Ook zijn liedboek met het bekende Geestigh Liedt hielp mee. Hoe de wereld in elkaar stak, zo getuigt hij daar, had hij door schade en schande ervaren. Ondervinding leerde hem meer dan de `beste boeken’. Daarbij aansluitend verzucht Lambert Bidloo in 1720 dat Bredero er beter aan had gedaan in studieuze boeken te duiken dan in de Amsterdamse hoerenkasten (de `Kuffe-school’), dan had hij ook geweten dat boeren en vorsten op een andere manier spraken.
Dat Breêrô in de Kroeg, en Kermissen der Boeren
Verkeerde, om hun gedrag, en sprookjens te beloeren,
had volgens Bidloo tot voordeel dat hij `meer natuurelyk’ op het toneel kon brengen wat hij daar zag gebeuren.
Werkelijkheid en verzinsel spannen een nauw verweven draad door het werk en leven van deze Amsterdammer, en door latere beschouwingen ervan. De komische toneelstukken tonen de rosse buurt, de Amsterdamse herbergen, de markten, grachten en steegjes. Ze laten de wrange levenservaringen weerklinken van hitsige knechten, rouwe drinkebroers en doorleefde hoeren. Maar Bredero’s ideeën komen ook uit de `beste boeken’, waar hij leerde over ethiek, de Oudheid en mythologie. Hij reikte ermee naar het literaire niveau van gestudeerde mededichters.
Zijn beroep was kunstschilder. Dat we geen schilderijen of prenten meer van hem bezitten, betekent misschien weinig goeds over de kwaliteit ervan. Maar zijn komische stukken
zijn keer op keer demonstraties van een scherp schildersoog. Hij oogstte er aantoonbare waardering mee, ook al tijdens zijn leven. Veel weten we daar overigens niet van. Vrouw en kinderen had Bredero niet, wel een aantal vrienden. Tot de meest trouwe behoorde zijn uitgever Cornelis Lodowijckz. vander Plasse. Hij beheerde Gerbrands literaire nalatenschap en liet diens naam nog tientallen jaren lofrijk rondzingen.
Bron: Jeroen Jansen via http://www.schrijverskabinet.nl/artikel/gerbrand-adriaenszoon-bredero/