top of page
Foto van schrijverBredero 2018

Maarten Hell: Doelenherbergen

Bijgewerkt op: 19 apr. 2018

Als Bredero ‘te bier’ wilde gaan, dan had hij een ruime keuze, zo leerde ik tijdens mijn onderzoek naar het Amsterdamse herbergwezen. Rond 1615 telde de stad ruim vijfhonderd dranklokalen, variërend van herenherbergen en buurtkroegen tot en met minder voorname ‘hoerenkotten en kufjes’.


Op kruipafstand van de woning van de toneelschrijver lag bijvoorbeeld het drankhuis van de Kloveniersdoelen (Nieuwe Doelenstraat 24; afb. 1). Dit was het verenigingsgebouw van de schutterij, waarin hijzelf als vaandrig diende. Ook ongewapende burgers bezochten deze herbergen bij de schietbanen, op zoek naar een glas en gezelschap. Tijdens Bredero’s volwassen leven heette de kastelein (uitbater) Andries Joachimsz Prippelnagel (ca. 1567-1620), een bemiddelde zoon van een Duitse textielhandelaar. In de Bestandsjaren ontving Prippelnagel regenten en deftige stadsgasten, zoals de keurvorst van Brandenburg en allerhande gezanten. Daarnaast kwamen er minder bekende vreemdelingen en Amsterdammers over de vloer.


Met een brede klantenkring en een talrijk personeelsbestand was het uitbaten van een doelenherberg geen sinecure. Prippelnagels motto luidde niet voor niets: ‘selden rust, als men leven’. Het wekt dan ook weinig verbazing dat de Kloveniersdoelen, evenals de twee andere doelenherbergen, werden uitgebaat door echtparen. Dankzij Bredero kennen we ook een van de andere kasteleinsechtparen bij naam. Bij deze ‘Heereman en Ariaantje’ laat hij in Moortje (vs. 847) voor zes personen ‘de beste kamer’ reserveren. Doelenherbergen telden immers verschillende kleine vertrekken, waar een gezelschap zich discreet kon terugtrekken en laten bedienen.


‘Ariaantje’ heb ik tot mijn spijt niet kunnen achterhalen. ‘Heereman’ was een populaire figuur in letterkundige kringen, want ook Hooft voert hem ten tonele (Warenar, vs. 847). Uit stadsrekeningen blijkt dat het ging om Hereman Claesz, kastelein van de Handboogdoelen aan het Singel (huidig nr. 421). En nog mooier: we weten hoe hij eruitzag. Op een tekening van een anoniem schuttersstuk uit Bredero’s geboortejaar (1585) is hij geïdentificeerd als ‘Heereman, de doelenknecht’: een nors kijkende, bebaarde man. Een jaar later is Hereman Claesz opnieuw afgebeeld, achter de in zilver gevatte drinkhoorn van het schuttersgilde (afb. 2). De jonge Bredero en zijn vader – als schutter, impostmeester en Amsterdammer – moeten de baardige doelenkastelein gekend hebben. En op een of andere manier doet me dat plezier.


Verantwoording

SAA, Loterij 1606, reg. 7 [citaat].

Judith van Gent en Maarten Hell, ‘De doelens als herbergen en ontvangstcentra (1530-1700)’, Jaarboek Amstelodamum 105 (2013) 276-342, aldaar 287.

Meer over het Amsterdamse herbergwezen in Bredero’s tijd in:

Maarten Hell, De Amsterdamse herberg 1450-1800. Geestrijk centrum van het openbare leven (Nijmegen 2017).

Afb. 1: Kloveniersdoelen. Tekening ca. 1610 toegeschreven aan C.J.Visscher.

Stadsarchief Amsterdam.

Afb. 2: Hereman Claesz, kastelein Handboogdoelen. Detail van: Dirck Barendsz, Officieren en schutters van de compagnie van kapitein Egbert Vink, 1586.

Londen, British Library, manuscript Egerton nr 983, Colijns-album, f. 35.


Maarten Hell (1970) is historicus, tekstschrijver en (eind)redacteur van onder meer het Vrouwenlexicon. Met Emma Los publiceerde hij de ‘tijdreisgids’ Amsterdam voor vijf duiten per dag en in 2017 promoveerde hij op een geschiedenis van het Amsterdamse herbergwezen (1450-1800), waarvan de handelsuitgave verscheen bij uitgeverij Vantilt. Momenteel is Hell als postdoconderzoeker verbonden aan het NWO-project Maritime Archaeology Meets Cultural History: The Texel Shipwreck BZN17 in Context.

Meer informatie en publicatielijst: maartenhell.wordpress.com

240 weergaven0 opmerkingen

Comments


bottom of page