Honderd jaar geleden werd de sterfdag van G.A. Bredero sober herdacht. Een paar kranten schreven op 23 augustus 1918 iets over hem, maar evenementen worden niet genoemd. Het Nieuwsblad van het Noorden vermeldde wel dat er een speciale Bredero-uitgave op stapel stond. Die vormde mijn eerste contact met Bredero en leidde tot mijn eerste publicatie. Ik deed toen geen onderzoek naar de schrijver, maar naar de Vereeniging Joan Blaeu, een genootschap dat zich inzette voor een betere kwaliteit van het Nederlandse boek.
Al in 1917 had de voorzitter van deze vereniging, de musicoloog en bankier dr. D.F. Scheurleer, voorgesteld in 1918 een boek te maken met Bredero’s ‘liedekens’, samen te stellen en in te leiden door J.B. Schepers. Omdat Bredero zijn teksten neuriede voor hij ze opschreef, wilde Schepers er ook muziek bij laten drukken. Scheurleer bezat uitgaven van Bredero’s liederen en legde de teksten voor aan de componist Julius Röntgen, die een aantal liederen arrangeerde.
Het begin was voortvarend, maar daarna liep alles mis. Er werd gebakkeleid over de drukker, het lettertype (dat moest er zeventiende-eeuws uitzien), de druk van de muziek (die teksten moesten in moderne letters), de vormgeving, het papier, de band – eigenlijk over alles. En het duurde en het duurde. In augustus 1918 was het werk nog lang niet af. De uitgave verscheen pas eind 1919, in twee delen: een tekstdeel en een tweede deeltje met muzikale arrangementen.
Toen ik in 1992 over de uitgave schreef hield ik me louter bezig met de vorm ervan. En die is niet geslaagd. Jan van Krimpen noemde het ‘een mislukking’ met ‘rammelende pagina’s’. Maar inhoudelijk is het een interessante editie, met een heldere inleiding over Bredero’s liefdeleven en de daarbij aansluitende keuze van amoureuze liedjes, gedichten over schoonheid, sonnetten en klinkdichten. Het tekstdeel bevat 96 gedichten, waarvan Röntgen er 24 arrangeerde. De keuze is soms heel toepasselijk, ook voor de zomer van 2018:
De soele Somer is so brandend’ niet noch heet
Dat door sijn hitte hy ten minste souw verdoemen,
Die schoon volkommenheyt van mijn Hemelsche Bloeme
Met verwelkingh of drooght, of diergelijcke leet.
Scheurleers bibliotheek met de oude en nieuwe Bredero-uitgaven bevindt zich nu in de Koninklijke Bibliotheek.
Verantwoording
G. A. Bredero's liefde en lied. Bevattende zoo liederen als klinkdichten. Uitgezocht en ingeleid door J.B. Schepers; zangwijzen bijeengezocht en genoteerd door D.F. Scheurleer en voor het klavier bewerkt door Julius Roentgen. Amsterdam, Uitgegeven door de Vereeniging Joan Blaeu 1918 [= 1919].
G.A. Bredero’s liederen. Zangwijzen met pianobegeleiding door Jul. Röntgen. Amsterdam, Uitgegeven door de Vereeniging Joan Blaeu, 1919.
Boertigh, amoreus en aendachtigh groot lied-boeck. Van G.A. Brederode, Amsteldammer, verçierd met vele klinckers, oock bruyds-lof en klaeg-dichten, door-mengeld met sin-rijcke beeltenissen. Alles tot vermaeck en nut der ieughet, sampt allen lievers der rijm-konst
Boertigh liedt-boeck. t'Amstelredam, voor Corneliz Lodowijcksz: vander Plasse, 1622.
Delpher: www.delpher.nl
Marieke van Delft, ‘De Vereeniging Joan blaeu, 26 mei 1916 – 11 maart 1938’, in: Idem, Van wiegendruk tot world wide web. Bijzondere collecties en de vele geschiedenissen van het gedrukt boek. Zutphen 2015, p. 121-143.
Marieke van Delft is conservator Oude Drukken bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Zij studeerde geschiedenis en boekwetenschap aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden en promoveerde in de cultuurwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven. Van Delft publiceert over allerlei aspecten van de geschiedenis van het gedrukte boek in Nederland.
コメント